nl en

2015

Tekst nav 'Tussenstaat', Frans - Ned.

Ce parcours a commencé par de petits dessins sur papier, à la plume, monochromes ou colorés au tempera à l’ancienne, parfois pas plus étendus qu’une carte postale, voire moindres. Et miracle : il y avait tellement de vie, de mouvement et de mystère là-dedans qu’on pouvait s’y plonger mieux que dans de grandes toiles de maîtres de jadis. On y découvrait une minuscule humanité primitive, à peine définie en silhouettes, partie à la conquête d’un monde intact fait d’herbes, de rocs ou d’énigmatiques refuges en forme de meules qui évoquent peut-être les fragiles cabanes d’une enfance experte en frayeurs plus ou moins maîtrisées. Et puis aussi un étrange et attachant répertoire d’êtres semi-humains, semi-animaux (têtes d’oiseau, griffes de loup, toisons de bouc, à chacun d’y nicher ses fantasmes …) qui rendent l’inquiétude délicieuse comme un fruit défendu et viennent jeter le trouble dans ce monde originel où un arrière-fond de menace, diffuse mais bien perceptible, ne manque presque jamais de stagner… C’est en quelque sorte un figuratif totalement irréaliste. Rien n’est abstrait dans ce qu’il représente, mais à peu près rien n’existe « réellement » non plus, du moins en dehors de sa cosmogonie… Peu à peu, le souffle et la maîtrise s’amplifiant, Tinus Vermeersch est passé de la vignette à des visions panoramiques, toujours du même monde : de grands paysages au tempera qui ont connu un engouement immédiat. Sculpteur un peu par hérédité et beaucoup par aptitude, il s’est aussi aventuré dans la troisième dimension, donnant un corps palpable à ses créatures.

Tinus Vermeersch se tourne à présent vers l’huile sur panneau, si riche en possibilités expressives, en variations coloristes, mais si impitoyable aussi à toute incertitude du geste ou rupture d’inspiration… Le monde qu’il y exprime n’a pas changé de sujets, à une énorme différence près: la figure humaine y fait une entrée impressionnante, à la fois hiératique et grotesque, colorée, intimidante, alors qu’elle avait toujours été soigneusement tenue à l’écart. La taille des tableaux et la force de l’huile lui confèrent une présence impérieuse. Entendons-nous: il ne s’agit pas d’hommes complets – on pourrait dire « viables », au sens commun de ce terme – mais de drôles de têtes, physionomies fantastiques émergeant de la nature même à travers rocs ou végétaux, un peu comme surgissent des champignons, certains inoffensifs et d’autres menaçants, d’aucuns massifs et d’autres biscornus, au terme d’une souterraine et imprévisible fermentation. La mystérieuse planète tinusienne va donc engendrer de nouvelles espèces, pas plus classables que les précédentes par les cerveaux raisonnables. Comme de coutume, leur géniteur ne pourra pas nous expliquer, ni d’ailleurs s’expliquer à lui-même, pourquoi elles sont là.

Etienne Wauty, Octobre 2015
 
 
Zijn parcours begon met kleine pentekeningen op papier, monochroom of – zoals vroeger – gekleurd met tempera, soms niet groter dan een postkaart, of zelfs kleiner. En wonder boven wonder: daar zat zo veel leven, beweging en mysterie in, dat men zich er beter in kon inleven dan in de grote doeken van de meesters van weleer. Men ontdekt er een minuscule primitieve mensheid, in onscherpe silhouetten, die bezig is met de verovering van een intacte wereld bestaande uit planten, rotsen of enigmatische schuilplaatsen die eruitzien als hooimijten. Wellicht verwijzen die naar de broze hutten uit een kindertijd vol min of meer beheerste angsten. En ook een vreemd en aantrekkelijk repertoire van wezens die half mens, half dier zijn (vogelkop, wolfsklauwen, geitensikje, iedereen vindt er zijn eigen fantasie in terug …). Die wezens vormen de beklemming om tot een soort verboden vrucht en zaaien onrust in die oorspronkelijke wereld waarin een achtergrond van dreiging, diffuus maar duidelijk waarneembaar, bijna altijd aanwezig blijft… Het is eigenlijk een totaal onrealistische vorm van figuratieve kunst. In wat hij afbeeldt, is niets abstract, maar bijna niets bestaat ook “werkelijk”, toch niet buiten zijn kosmogonie… Beetje bij beetje, naarmate het uithoudingvermogen en het meesterschap toenamen, is Tinus Vermeersch overgestapt van kleine illustraties naar panoramische zichten, van steeds dezelfde wereld: grote temperalandschappen die onmiddellijk succes kenden. Deels door aanleg maar vooral door talent heeft hij zich als beeldhouwer ook gewaagd aan de derde dimensie, waarbij hij zijn schepsels een tastbare vorm gaf.

Momenteel spitst Tinus Vermeersch zich toe op olieverf op paneel, zo rijk aan expressieve mogelijkheden, aan kleurvariaties, maar ook zo meedogenloos voor iedere aarzeling in de penseelstreek of voor het gebrek aan inspiratie… De wereld die hij daarin uitdrukt, is niet van onderwerp veranderd, op één enorm verschil na: de menselijke figuur heeft een indrukwekkende entree gemaakt, tegelijk plechtig en grotesk, gekleurd, intimiderend, terwijl deze vroeger niet voorkwam. De grootte van de schilderijen en de kracht van de olieverf verlenen deze menselijke figuur een autoritaire aanwezigheid. Laten we mekaar goed begrijpen: het gaat niet om volledige mensen – we zouden kunnen zeggen “levensvatbare” mensen, in de meest gangbare betekenis van het woord – maar om vreemde hoofden, fantastische fysionomieën die uit de natuur zelf voortkomen doorheen rotsen of planten. Ze duiken een beetje op zoals paddenstoelen, sommige zijn onschuldig en andere bedreigend, de ene is massief en de andere grillig, als vrucht van een ondergrondse en onvoorspelbare gisting. De mysterieuze planeet van Tinus zal dus nieuwe soorten voortbrengen die voor rationele denkers al even moeilijk in te delen zijn als de voorgaande. Zoals gewoonlijk zal hij noch aan ons noch aan zichzelf kunnen uitleggen waarom ze daar zijn.

Etienne Wauty, oktober 2015


Terug